Afgelopen juli kreeg A’ja Wilson van de Las Vegas Aces een harde klap in haar gezicht van Seattle-speelster Nneka Ogwumike. De bloedneus die daarop volgde, was volgens Wilson de heftigste die ze ooit had gehad. Toch hield het haar niet tegen: ze sloot de wedstrijd af met 24 punten en 20 rebounds. “Die klap maakte me juist beter,” vertelde ze later aan journalisten.
Toen Caitlin Clark in hetzelfde seizoen haar debuut maakte in de WNBA, werd ze direct flink aangepakt door doorgewinterde speelsters die zowel groter als sterker waren. Clark klaagde niet – al deden veel van haar fans dat wel. In haar tweede seizoen kwam ze sterker terug en liet ze merken dat ze zich niet zomaar omver liet spelen.
Deze verhalen kregen recent weer aandacht toen Kelsey Plum na het verlies van de Los Angeles Sparks tegen de Golden State Valkyries haar frustratie uitte over de scheidsrechters. “Ik zit onder de krassen, mijn gezicht, mijn lichaam, en toch krijgen die guards van de andere ploeg allemaal lichte fluitjes mee. Ik ben het zat. Ik word elke aanval vastgehouden of geraakt,” zei Plum. Haar woede raakte een gevoelige snaar en past in een bredere discussie over de fysieke intensiteit van de competitie.
Hoewel het WNBA-seizoen nog jong is, gonst het nu al van de opmerkingen dat het spel ‘te fysiek’ zou zijn – al blijft onduidelijk wat men daar precies mee bedoelt. Feit is dat de WNBA altijd al fysiek is geweest.
“Fysiek spel is altijd onderdeel geweest van de WNBA,” zegt Jordan Robinson, presentator van The Women’s Hoop Show en auteur van een aankomend boek over de geschiedenis van het vrouwenbasketbal. “Het hoort gewoon bij sport. En zeker bij vrouwenbasketbal – dat is al zo sinds het begin.” De eerste geregistreerde vrouwenwedstrijd vond plaats in 1892 en werd toen al als fel bestempeld.
Destijds was men überhaupt verbaasd dat vrouwen basketbal speelden, vertelt Robinson. In de jaren 1920 was men zelfs geschokt dat vrouwen aan een ruige sport deden – en dan ook nog eens met agressie. Gedurende bepaalde periodes in de geschiedenis werden vrouwenteams verplicht om op een veld met secties te spelen, uit angst dat ze te moe zouden worden of te veel zouden zweten. Tot de jaren 60 mochten vrouwen bovendien niet onbeperkt dribbelen, omdat men dacht dat dat lichamelijk te belastend zou zijn.
Volgens sportjournalist Howard Megdal, auteur van Becoming Caitlin Clark, is het idee dat vrouwenbasketbal geen fysiek karakter zou (mogen) hebben, totaal onbegrijpelijk. “Deze competitie draait om techniek, kracht en snelheid – en dat is fantastisch. Juist dát maakt de WNBA zo aantrekkelijk.”
Robinson sluit zich daarbij aan. “Als ik naar de WNBA kijk, zie ik pure topsport. Topspeelsters op het hoogste niveau, die strijden om te winnen.” Over de opmerkingen van Plum zegt Robinson: “Wat zij in feite zegt, is: ‘Ik zal door je heen denderen als het moet, maar er zijn regels om ons te beschermen.’”
Een treffend voorbeeld van de fysieke tol van het spel vond plaats in 2023, toen Laeticia Amihere van de Atlanta Dream tijdens een wedstrijd tegen de New York Liberty geblesseerd raakte na een flagrante overtreding. Het zorgde ervoor dat ze door medisch personeel van het veld geholpen moest worden.
De intensiteit van de WNBA is dus niets nieuws. Wat wellicht veranderd is, is de mate waarin het wordt besproken en bekritiseerd. Met de groeiende populariteit van de competitie – mede door sterren als Clark en Wilson – kijken meer mensen dan ooit. En met meer ogen op het spel, wordt elke duw, val en overtreding scherper bekeken. Maar de essentie blijft: fysiek spel is altijd al een integraal onderdeel van vrouwenbasketbal geweest.